Berlijn … ach wat kom ik er graag. Heerlijke stad, met veel hoge en lage kunst. Het is een gekke stad, die door de bizarre geschiedenis zich opnieuw moet uitvinden. Een stad met kleine restaurantjes en vage kroegen waar binnen een paar tellen een schurftige vent met drie tanden in zijn bek komt vragen of jij en je vrouw geen zin hebben in een ‘flotte dreier.’ Eh nee … dat hebben we niet. Of hij dan een biertje mocht. Dat mocht ie. Berlijn gaat tot 2025 1,5 miljard investeren in de vervolmaking van het Museuminsel complex. In dat bedrag is inbegrepen de herbouw van een paleis dat werd verwoest tijdens de 2e wereldoorlog, en is neergehaald door de DDR. Het paleis zal het von Humboldtforum huisvesten, en een feest worden voor de wetenschappen, de kunsten, en de volkenkunde.
Kom er maar om in Nederland: 1,5 miljard voor beeldende kunst in één stad. Daarnaast heeft de stad ook nog running budget voor een aantal opera’s, theaters, en andere musea. Revues, musical en twee IMAX-en draaien comercieel. En zo kan ik nog wel even doortypen. De motivatie voor het beschikbaar maken van zulke sommen is even serieus als gedecideerd: Kunst en wetenschappen stellen ons in staat om te reflecteren op ons zelf en onze samenleving. Kunst stelt ons in staat om hetzelfde gegeven keer op keer te herinterpreteren, en van verschillende kanten te bekijken. Kunst stelt ons in staat om vragen te stellen over wie we zijn, en waarnaar we streven te zijn. Duitsers begrijpen dat veel beter dan Nederlanders. De waarde van de kunsten voor een samenleving staat in Duitsland niet ter discussie.
Een van de schilderijen die je op de Museuminsel kunt vinden is de Eisenwaltzwerk van Menzel (1895). Ik vind het een schitterend doek. Kijk er eens naar. Wat zie je? OK … je ziet een fabriek waar staal wordt gemaakt. En je ziet de mensen die er werken. Maar wat zie je nog meer? Wat voor gevoel roept dit beeld bij je op? Mensen gaan de strijd aan met de gloeiende klomp staal, een vervaarlijk gloeiend wild beest dat met tangen op afstand moet worden gehouden. Het tafereel doet nogal chaotisch aan. Je krijgt het gevoel het een echte strijd is, en dat het staal niet echt gecontroleerd wordt. Het is enerzijds een heroïsch tafereel, maar het heeft ook wat tragisch. De mensen op het doek geven niet het gevoel dat ze gelukkig zijn. Kijk eens naar de vermoeide arbeiders die hun brood eten in een hoekje. Zijn zij trots op hun fabriek? En zo kunnen we nog 1001 vragen stellen over dit werk. Het motief, een fabriek met een product en arbeiders, is algemeen. Maar Menzel onderzoekt en benadrukt in zijn beeld het specifieke in het algemene.
Wetenschappers vormen ook beelden van de werkelijkheid. Maar hoe gaat dat dan? Een steenworp en de baan van de maan zijn twee specifieke realisaties van een algemeen fenomeen, de zwaartekracht. De wiskunde ‘onder de motorkap’ is precies identiek. Sterker nog: de vergelijkingen die nodig zijn om deze fenomenen te beschrijven, zijn algemeen geldige natuurwetten (de wetten van Newton). Door de randbedingen en de natuurwetten te combineren, kan ik het gedrag minitieus beschrijven of voorspellen. Dit is wat fysici verstaan onder verklaren. In de filosofie wordt dit verklaringmodel nomologisch reductionisme genoemd. Voor fysici is verklaren dus aantonen dat specifiek gedrag kan worden afgeleid uit de randvoorwaarden en de algemeen geldende natuurwetten. In de sociale wetenschappen is dat een stuk gecompliceerder. Dit blog is te kort, en ik ben niet de juiste persoon om daar op in te gaan. Maar ik durf wel de volgende stelling aan: Wetenschappers onderzoeken het algemene in het specifieke.
De kunsten zijn dus enerzijds sterk gelieerd aan de wetenschappen –onderzoeken, beelden vormen, modellen maken-. Maar in methode, interesse en doelen is kunst, zo beschouwd, het tegendeel van wetenschap.
Terug naar het schilderij. Het toont een scene uit de start van de industriële revolutie, waarbij praktische kennis met behulp van mankracht en grote machines voor het eerst op grote schaal kon worden ingezet voor het maken van technische artefacten. Dit is ook het moment in de geschiedenis waarbij praktische kennis en wetenschappelijke kennis samenkomen om op grote schaal te produceren. Een nieuwe discipline wordt geboren: de engineering.
Natuurlijk werd er van alles gebouwd in de oudheid en in de middeleeuwen, en ik vergaap me altijd aan de moed en ambitie van de volkeren die toen leefde om megaprojecten op te starten, en af te maken. Het schilderij toont het moment in de geschiedenis wanneer technische know-how voor het eerst op grote schaal gecombineerd zal worden met logistieke, mathematische, statistische en fysische kennis. Optimalisatie van ontwerp, plant en proces worden hierdoor mogelijk.
Bekijk eens bovenstaande foto van een huidige (Corus, 2007) metaalwals. Het tafereel ziet er heel anders uit dan in het plaatje van Menzel. Deze plant is geoptimaliseerd om precies dat te doen wat de gebruikers willen (staal van een bepaald type, en een bepaalde kwaliteit), bij een zo gering mogelijke consumptie van resources en mankracht (efficiëntie). Thermodynamische overwegingen, logistiek, man-machine interfaces, automatisering, geavanceerde design tools en project management control tools zijn ingezet om te komen tot het beste design voor deze plant en de optimale benutting daarvan. Quality, plant-integrity, en human safety zijn op professioneel niveau gegarandeerd, zonder dat throughput van de plant in het geding komt.
In het denkstramien waarmee we naar de kunst en de wetenschap keken, kunnen we nu proberen de engineering te beschrijven: Engineering is het toepassen van generieke kennis uit verschillende disciplines om een specifiek artefact te bouwen dat aan vooropgestelde eisen moet voldoen.
Hoe kunst en wetenschap elkaar spiegelen heb je mooi verwoord.
Aan de wetenschappelijke, nomologische vorm van de algemeenheid heeft de kunstenaar niets, zij kan ook niet door hem worden gespecificeerd. De kunstenaar specificeert inderdaad, maar dat betekent eigenlijk dat hij van zintuiglijke objecten zielenbeelden maakt. Zo is in het schilderij (zoals je terecht schrijft) het gloeiende ijzer geen fysisch object in een bepaalde toestand, maar een monster waarmee strijd geleverd wordt. De algemene ervaring, die zich uitdrukt in een herkenbaar tafereel, blijkt op het tweede gezicht in een innerlijke samenhang te zijn gebracht en daar komt het op aan.
Ook het tweede beeld is eigenlijk interessant voor het kunstenaarsoog. Is het toeval dat je alleen het hoofd ziet van de operator? De rest van het lichaam lijkt weggemoffeld in een stoel. In het schilderij spelen de ledenmaten nog een hoofdrol, dat is nu voorbij. Daarmee is meteen ook de ervaring verbleekt en maakt het beeld ondanks het gloeiende staal een onbewogen indruk.
Dank je, Rembert! Dit mis ik. Snel een biertje doen?
Natuurlijk, vanaf 25 feb. (heb ik weekje vakantie)
prima. Ik bel je dan