Wat doe je als journalist als je een statement wilt maken, maar geen gegevens hebt ter onderbouwing daarvan? Lex Oomkes in Trouw weet de oplossing. Dan haal je een comedytypetje uit de kast! U gelooft me niet? Lees deze bijdrage over wetenschappelijk advies aan de politiek en politici en huiver!
Wat is het geval? Lex Oomkes vindt dat wetenschappers, vaak op neerbuigende toon, praten over maatregelen die politici nemen. Voorbeelden daarvan geeft hij niet, maar hij stelt vast “De wetenschap draagt daarmee bij aan een negatief beeld over de politiek.” In zijn conclusie noemt hij de oplossingen die wetenschappers aandragen instantoplossingen -nogmaals zonder een enkel voorbeeld te geven- en een roep om technocratie. Hij beschrijft wetenschappers als Dr. Clavan, het nerderige typetje uit Koot en Bie: “De behoefte aan instantoplossingen staat waardering voor de ploeterende politicus echter in de weg. Uiteindelijk is dat een roep om een technocratie met het paradoxale effect dat de vertegenwoordigende democratie wordt ondermijnd. Helaas hebben wij in dit land geen wetenschappers als Michael Ignatieff. De doctors Clavan in dit land worden veel te serieus genomen.”
Ik weet dat ironie en internet een slechte combinatie zijn, maar laat ik vaststellen dat de logica van Oomkes stukje niet dwingend is.
Om te beginnen: Hoe weet Lex Oomkes dat de vermeend neerbuigende taal van wetenschappers een effect heeft op de perceptie van politici door het grote publiek? Is er een onderzoek dat dat aangeeft? Verwijs daar naar! Is dat er niet? Dan is het de taak van Oomkes om dat aan te tonen! En als het effect er is, hoe groot is dat dan in verhouding tot de effecten van het gedrag en uitspraken van politici zelf?
Als ik op het niveau van Oomkes zou argumenteren zou ik stellen: Voor relevantie moet zo’n effect van vergelijkbare orde zijn als de pedante tv-optredens van Wethouder Hekking uit Juinen. En dat zijn ze niet. Dan zou ik springen naar mijn conclusies zonder enige verdere analyse.
Maar ik ben wetenschapper, dus ik hoop dat Oomkes me het niet kwalijk neemt dat ik graag enig feitenmaterial aandraag. Daar gaan we: Om enigsins relevant te zijn moet zo’n effect van vergelijkbare orde zijn als bijvoorbeeld de “doe zelf normaal discussie,” informatie doorspelen, fraudegevallen, de brievenbuspisser, beledigingen, corruptieschandalen, blijven zitten na een motie van wantrouwen en wel zelf een MvW indienen, vermeende sexschandalen van Rob Oudkerk, Harry van Bommel, Paul Tang en Mei Li Vos en zo kunnen we door gaan, knokpartijen, James Sharp die lachend in een interview met Rutger toegeeft dat hij loog tijdens een eerder interview, oeverloos gelul sessies met een geemotioneerde kamervoorzitter of een vraag wel of niet gesteld mag worden, statistisch onvermogen, en Hero Brinkman (bijl, geweld, alcohol). En zo kan ik nog wel een ochtendje doorgaan.
Tegen de bovenstaande uitingen kan geen pedante wetenschapper opboksen. Voor negatieve beeldvorming hebben politici geen wetenschappers nodig, dat kunnen ze prima zelf.
Maar het ligt dus aan de wetenschappers, weet Lex Oomkes. Tijd voor een voorbeeld van een wetenschapper die dat toegeeft … Zoeken.. zoeken .. zoeken…Beet! Er is in Canada een wetenschapper, Ignatieff, die het geprobeerd heeft in de politiek, en moest bekennen dat politiek een vak is. Een zwaluw maakt een zomer, moet Lex Oomkes gedacht hebben en herkent hierin het bewijs dat wetenschappers te makkelijk denken over politiek.
Dit argument is van een duizelingwekkende onjuistheid! Ten eerste wringt Oomkes zich in een nauwe bocht om wetenschappers niet te noemen die wel slagen in de politiek, en het bijvoorbeeld schoppen tot minister. Hij stelt: “Er zijn voorbeelden van politici met een verleden als prominent wetenschapsbeoefenaar, maar dat zijn eerder uitzonderingen die de regel bevestigen.” Hij definieert niet wat een prominent wetenschapper is, en hoeveel hoogleraren hij verwacht in het politieke bedrijf. Om u te helpen: op een bevolking van 16.805.037 inwoners heeft Nederland ongeveer 3200 hoogleraren.
Als je deze verhoudingen in het oog houdt, zijn het er best veel: De ministers Ronald Plasterk en Els Borst zijn voorbeelden, maar ook Jan-Peter Balkenende en Eduard Bomhoff . Een zwaluw maakt geen zomer, zou Oomkens kunnen tegenwerpen. Weet Oomkes bijvoorbeeld dat Job Cohen hoogleraar was? En herinnert Oomkes zich Jo Ritzen nog? De vraag is natuurlijk hoeveel politici uit de wetenschap ik moet noemen, voordat Oomkes tevreden zou zijn… Dus ik ga nog even door: Willem Vermeend, Jan Pronk, Hans Weijers, Enst Hirsh Ballin en Joris Voorhoeve.
Ten tweede verwart Oomkes, ik vermoed bewust, het geven van inhoudelijke kritiek met gebrek aan savoire-faire van het politieke bedrijf. Het is juist van het grootste belang dat politici, die in een belangenstrijd verwikkeld zijn, droge zakelijke informatie krijgen, om op koers gehouden te worden.
Ten derde wordt het afgelopen decenium juist gekenmerkt door herhaaldelijke denigrerende uitspraken van politici over wetenschap en wetenschappers. Post-modern aandoende lulkoek wordt ingezet om als palen boven water staande kennis weg te poetsen. Het lijkt me beter dat Oomkes daar eens een stukje over schrijft. Dit blog staat vol met voorbeelden daarvan. Wil Oomkes echter zijn nieuwe journalistieke vorm verder uitwerken, dan kan hij verwijzen naar professor Zonnebloem, of naar the big bang theorie.